Benutzer:MYR67/Artikelwerkstatt Jacob Fellinga

Jacob Fellinga, (geb. 23. April 1914 in Amsterdam, gest. ?) war ein niederländischer Fotograf und Fotojournalist im Nationalsozialismus.

Lebensweg

Bearbeiten

Ab 1935 leitete er eine Pressebildagentur in Amsterdam. Im Sommer 1940 meldete er sich freiwillig zur Waffen-SS und trat in die Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) ein, also in die nationalsozialistische Partei in den Niederlanden. Im März 1941 kehrte er in die Niederlande zurück. Er legte seine Mitgliedschaft in der NSB und der SS nieder. Fellinga nahm an einem Kurs („Niederländisches Journalistenlager“) in Vaassen auf Schloss Cannenburgh teil, wahrscheinlich vom 14. bis 20. Juni 1941. Auf Schloss De Cannenburgh im Dorf Vaassen wurden von 1941 bis 1943 so genannte Sommerlager für Journalisten organisiert. Die Organisation lag in den Händen des im September 1940 gegründeten Verbandes der niederländischen Journalisten (VNJ). Ziel des Lagers war es, die VNJ-Mitglieder in dem von den deutschen Besatzern eingeführten „neuen Geist“ zu schulen und zu erziehen. Zu diesem Zweck wurden von verschiedenen NSB-Förderern, zum Beispiel von Max Blokzijl, Vorträge über Aspekte der Presse und des Journalismus gehalten. Es gab auch Raum für alle Arten von Unterhaltung.

Fellinga lieferte „harmlose“, unverfängliche Fotos an Illustrierte und an die niederländische SS-Zeitschrift „Storm“. Außerdem vertrieb Fellinga für deutsche Fotoagenturen deutsche Propagandafotos. Bis 1944 widmete er sich ganz der deutschen Propaganda.

Nach der Befreiung der Niederlande von der deutschen Besetzung wurde Fellinga für mehr als 18 Monate inhaftiert. Im Jahr 1948 wurde er mit einem fünfjährigen Berufsverbot belegt.

Rohstoffe, Zettelkasten

Bearbeiten

beeldbankwo2.nl

Bearbeiten

Jacob Fellinga, 1914. Vanaf 1935 had hij een fotopersbureau in Amsterdam. In de zomer van1940 nam hij dienst bij de waffen SS en werd lid van de NSB en keerde in maart 1941 terug in Nederland. Zijn lidmaatschap van de NSB en de SS zei hij op. Hij leverde ' onschuldige' foto's aan geillustreerde bladen, maar ook aan het blad Storm SS. En distribueerde Duitse propagandafoto's voor Duitse fotobureaus. Tot 1944 zette hij zich volledig in voor de Duitse propaganda. Na de bevrijding zat Fellinga ruim 18 maanden vast. In 1948 kreeg hij een beroeps verbod van 5 jaar. Hij heeft zelf ook eenmaal deelgenomen aan een cursus op De Cannenburgh, vermoedelijk van 14 tot 20 juni 1941 Zie de Nederlandsche Journalist, 1941, Per. 0154.

Jacob Fellinga, 1914. Ab 1935 leitete er eine Foto-Presseagentur in Amsterdam. Im Sommer 1940 meldete er sich zur Waffen-SS und trat in die NSB ein. Im März 1941 kehrte er in die Niederlande zurück. Er legte seine Mitgliedschaft in der NSB und der SS nieder. Er lieferte "unschuldige" Fotos an Illustrierte und an die Zeitschrift Storm SS. Und verteilte deutsche Propagandafotos für deutsche Fotoagenturen. Bis 1944 widmete er sich ganz der deutschen Propaganda. Nach der Befreiung wurde Fellinga für mehr als 18 Monate inhaftiert. Im Jahr 1948 wurde er mit einem fünfjährigen Berufsverbot belegt. Er selbst nahm einmal an einem Kurs in De Cannenburgh teil, wahrscheinlich vom 14. bis 20. Juni 1941 Siehe De Nederlandsche Journalist, 1941, Per. 0154.

Übersetzt mit www.DeepL.com/Translator (kostenlose Version)

Trouw.nl

Bearbeiten

Fotograaf Fellinga paste zich feilloos aan de eisen van de bezetter aan

Een beroepsverbod voor vijf jaar kreeg de Amsterdamse fotograaf Jacob Fellinga in 1948 voor zijn dienstverlening aan de nazi's. Daarvoor had hij al achttien maanden gezeten voor zijn lidmaatschap van de Waffen SS. Tijdens de oorlog bediende Fotopersbureau Fellinga vrijwel de gehele geillustreerde pers met zijn propagandafoto's. Kunsthistoricus Louis Zweers ging op speurtocht naar het fenomeen Jacob Fellinga. Dit artikel is eveneens opgenomen in het bij Walburg Pers in Zutphen verschenen Jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. De auteur heeft zich gebaseerd op materiaal uit het archief van het Riod.

LOUIS ZWEERS, 18 maart 1994, 00:00

Vanaf 1935 exploiteerde hij een fotopersbureau onder de naam Foto-Fellinga aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal 256 te Amsterdam. Zijn assistent was de fotograaf P. R. A. van der Randen, die in 1938 bij hem in dienst kwam. Beiden werkten uitsluitend voor de Nederlandse dag- en weekbladpers.

In de zomer van 1940 nam Fellinga vrijwillig dienst bij de Waffen SS. Hij kreeg vervolgens een militaire opleiding in Duitsland. In maart 1941 keerde hij daarvan terug. Zijn fotopersbureau had ondertussen de alleenvertegenwoordiging van de nazigezinde Berlijnse fotobureaus Scherl en Transocean verworven. Fellinga bracht in april 1942 een bezoek aan Berlijn om bepaalde fotoleveranties te bespreken.

Hij distribueerde de Duitse propagandafoto's over de strijd in Europa, in het bijzonder in Rusland, aan vooral de geillustreerde bladen WIJ, Werkend Volk, De Week in Beeld, De Prins, Wereldkroniek en Panorama. Daarnaast leverde hij eigen foto's aan de geillustreerde familieweekbladen, het blad Storm-SS, het weekblad der Germaansche SS in Nederland en het weekblad Arbeid, een uitgave van het gelijkgeschakelde Nederlands Verbond van Vakverenigingen.

Een beperkt gedeelte van dit beeldmateriaal is in het Spaarnestad-fotoarchief te Haarlem en het beeldarchief van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam bewaard gebleven. Fellinga's negatieven uit de oorlogsperiode zijn echter verdwenen. Dankzij de door de Duitsers in het najaar van 1940 ingestelde verplichte naamsvermelding van fotografen in de weekbladen is toch het gepubliceerde werk van Fellinga uit de oorlog te achterhalen.

Zijn foto's van lachende moeders, spelende kinderen en stoere arbeiders trokken vaak als eye-catcher op de omslagen van geillustreerde bladen de aandacht. Deze foto's van onbevangen jonge kinderen en moeders staan in schril contrast met de door hem gedistribueerde harde oorlogsbeelden van de Duitse bureaus Scherl en Transocean en zijn eigen fotowerk voor het weekblad Storm-SS. Fellinga paste zich aan de eisen van de bezetter aan en zette zich tot begin 1944 volledig in voor de Duitse fotopropaganda.

De meeste Nederlandse persfotografen die tijdens de bezetting collaboreerden met de Duitsers zijn er bij de perszuivering na de oorlog genadig van afgekomen. Slechts een klein aantal fotografen mocht zijn beroepspraktijk tijdelijk niet meer uitoefenen.

De commissie voor de perszuivering wees de eigenaren/directeuren van de fotopersbureaus als hoofdschuldigen aan. Zij hadden foto's ter publikatie aan de pers aangeboden. Terwijl zij wisten dat deze gebruikt zouden worden voor Duitse propagandadoeleinden.

Al in de jaren '30 hield het ministerie van Joseph Goebbels zich intensief bezig met de propaganda door middel van foto- en filmbeelden. In 1936 promoveerde de perswetenschapper Willy Stiewe op het werk Das Pressephoto als publizistisches Mittel. Daarin werd grote propagandistische waarde aan de combinatie tekst-beeld toegekend. In het onderschrift, stelde Stiewe, “ligt de duidelijkste vorm van beinvloeding, immers met de begeleidende tekst wordt de redacteur een werktuig in handen gegeven, waarmee hij de lezers naar de gewenste interpretatie van het beeld kan leiden”.

Deze dissertatie werd door Goebbels en zijn mensen gebruikt als standaardwerk en leidraad voor het gebruik van foto's in de pers. Dat bleek ondermeer uit de haast overdreven belangstelling die de nazipropagandisten besteedden aan de onderschriften van persfoto's.

Meteen na de Duitse bezetting werd in Nederland, naar Duits voorbeeld, de Hauptabteilung fur Volksaufklarung und Propaganda (HAVP) opgericht met als onderafdeling Referat Bildpresse. Deze instelling stelde richtlijnen op voor het gebruik van foto's door de redacties van kranten en tijdschriften. Fotoreportages over niet-politieke onderwerpen, ontspanning en vermaak konden nog steeds zonder problemen worden gepubliceerd. Ze zijn dan ook in die tijd veelvuldig in de geillustreerde media terug te vinden. Natuurlijk bleven ook de vaste rubrieken zoals feuilletons, de laatste mode en de kruiswoordpuzzels bestaan.

De reportages van fotopersbureau Fellinga uit die tijd betreffen dan ook alledaagse gebeurtenissen met titels als “In het Gooi snort weer het spinnewiel”, “Schatten van onze scheepvaart” en “Amsterdam van bovenaf gezien”. In de tweede helft van 1940 wilden de artikelen van de foto's in de geilustreerde bladen vooral de indruk wekken dat het leven in Nederland gewoon doorging.

In het eerste jaar van de bezetting bepaalde nog het idee van samenwerking het propagandabeleid van de Duitsers. Na de eerste razzia's en de februari-staking in 1941 werd de sfeer grimmiger. Een andere belangrijke oorzaak van deze verharding was de Duitse inval in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. De strijd aan het Oostfront was in alle hevigheid losgebarsten.

Dit was het moment waarop de nazi's hun propagandabeleid aanscherpten. De Duitse opvattingen moesten op een meer directe en agressieve wijze worden getoond. Voor de pers betekende dit dat de (foto) berichtgeving in strakkere banen werd geleid. Een maand eerder, in mei 1941, was het Journalistenbesluit uitgevaardigd. De fotografen die niet van het pro-Duitse Verbond van Nederlandsche Journalisten lid wilden of mochten worden, raakten brodeloos.

Fotopersbureau Fellinga hoorde daar niet bij. Dit bureau paste zich feilloos aan de eisen van de Duitse bezetter aan. Vanaf medio 1941 moesten alle foto's voor publicatie worden voorgelegd aan Referat Bildpresse, dat daarvoor een speciaal bureau Fotopers had opgericht.

De Nederlandse geillustreerde weekbladen werden vanaf de zomer 1941 steeds meer een propaganda-instrument in handen van de nazi's. Zij werden gedwongen meer fotoreportages te wijden aan het Nederlandse Vrijwilligerslegioen, de gruweldaden van het bolsjewisme en de glorieuze strijd van de Duitsers aan het Oostfront. Door de eis dat vijftig procent van het gepubliceerde fotomateriaal van Duitse herkomst moest zijn, was de vertegenwoordiging van Duitse bureau's nog lucratiever geworden.

Wat betreft de oorlogsreportages over het Oostfront combineerde de opmaakredacties van verschillende geillustreerde bladen vaak op een geraffineerde wijze de fotografie met de lay-out. Op de cover van WIJ van 25 juli 1941 staat een door Fellinga gemaakte closeup foto van een jonge vrouw die in zee met een bal speelt. Verderop in dit blad zijn propagandabeelden over de SovjetUnie breeduit geplaatst. De Week in Beeld van 14 november 1941 toont op de voorplaat lachende kinderen op een slee in de sneeuw. Een doublespread in hetzelfde nummer laat soldaten van de Propaganda-Kompagnie aan het Oostfront zien. Ook deze foto's werden door Fellinga aangeleverd.

- Vervolg op pagina 2

'Linkse' stijl maakte Fellinga's foto's imposanter

- Vervolg van pagina 1

Tijdens de eerste oorlogsjaren blijven Fellinga's foto's van lachende kinderen en moeders de omslagen van de geillustreerde bladen sieren. Deze covers verhulden echter maar al te vaak sterk propagandistische fotoreportages over de oorlogssituatie in het blad zelf. De geraffineerde combinatie van neutrale en propagandistische onderwerpen komt veelvuldig voor. Op deze wijze werden gewone items keurig in het propaganda-offensief van de nazi's ingepast. Naarmate de oorlog vorderde, verdwenen deze onschuldig ogende covers meer naar de achtergrond.

Fellinga verschafte de Nederlandse pers ook foto's van oorlogstekeningen, afkomstig van het Berlijnse fotobureau Scherl. Dit waren meestal suggestieve momentopnamen van de strijd. In het geillustreerde weekblad De Prins van eind januari 1942 werden een aantal foto's van tekeningen van Scherl Bilderdienst van verschillende oorlogssituaties geplaatst. Bij een tekening van een zeeslag was in het onderschrift vermeld dat Duitse vliegtuigen een reddingsboot met Engelse drenkelingen beschoten.

Vanwege dit niet goedgekeurde onderschrift werd De Prins na uitgave prompt door de Duitsers verboden. De Sicherheitspolizei deed een inval op het redactiebureau, maar de redactrice mevr. G. R. I. Buining die het onderschrift had gemaakt, was niet aanwezig. Ze werd enige dagen later door de Duitsers gearresteerd en heeft zes weken gevangen gezeten in verband met dit voor de Duitsers onwelgevallige onderschrift. Na excuses van de hoofdredacteur en het ontslag van de redactrice werd het verschijningsverbod van De Prins opgeheven.

De controle van de Nederlandse pers door de nazi's was zeer streng en efficient. Ook bij gering anti-Duits gedrag werd direct ingegrepen met strafmaatregelen zoals een verschijningsverbod, boetes en inhechtenisneming van persmensen.

Fellinga heeft in het voorjaar van 1941 zijn lidmaatschap van de SS en de NSB opgezegd. De ware toedracht van zijn opzegging blijft onduidelijk. Maar het verhinderde hem niet om vanaf april 1941 tot de zomer van 1943 voor het weekblad Storm-SS te blijven werken. Hij heeft gezorgd voor sterk propagandistische fotoomslagen en fotoreportages over de Nederlandse SS. Hij fotografeerde de eedsaflegging van de SS-ers, het bezoek bij de SS-divisie Standarte Westland, de Reichsschule Valkenburg en het SS-opleidingsinstituut te Avegoor maar ook prominente nazi's als Mussert, Seyss-Inquart, Rauter en Himmler.

Door de hoofdredacteur en vormgever Nico de Haas werden deze beelden vaak in een dynamische opmaak over twee pagina's geplaatst. Zij vertellen op een dwingende wijze de belangrijke gebeurtenissen uit het bestaan van de Nederlandse SS.

Tijdens het justitieel onderzoek in 1945 verklaarde zijn ex-medewerker Van der Randen dat Fellinga als voormalige SS-er, bepaalde propaganda-opdrachten onder Duitse druk moest uitvoeren.

In het voorjaar van 1943 werden de fotopersbureaus en de persfotografen die nog mochten blijven werken ondergebracht in het Centraal Nederlandsch Fotopersbureau (CNF). Via dit nazi-gezinde bedrijf dienden de persfotografen en fotopersbureaus tegen vaste voorwaarden hun foto's aan de pers aan te bieden. Zo werd ook de persfotografie geheel gelijkgeschakeld. Het CNF werkte zeer nauw samen met de NSB-Fotodienst en vertegenwoordigde de meeste Duitse fotopersbureaus. Door deze maatregelen had het Centraal Nederlandsch Fotopersbureau een bevoorrechte positie verworven.

Toch bleef Fellinga nog steeds zijn foto's en fotoreportages van Scherl over de verdediging van de Atlantische kust, Duitse onderzeeboten en de revalidatie van oorlogsgewonden aan ondermeer het weekblad Panorama leveren. Zijn eigen portretfoto's, zoals die van een lachende jongen van de Hitlerjugend, kwamen in groot formaat op de covers van het blad Werkend Volk. Tot eind 1943 verschenen Fellinga's foto's in de geillustreerde familieweekbladen. In de zomer van 1944 verschenen voor de laatste keer zijn foto's in het blad Arbeid.

Ondertussen waren de meeste weekbladen opgeheven of uit zichzelf gestopt. Er was bijna geen werk meer voor fotojournalisten. In het laatste oorlogsjaar voorzag Fellinga in zijn eigen levensonderhoud met het vervaardigen van portretfoto's.

Direct na de bevrijding werd Fellinga gearresteerd en wegens vrijwillige dienstneming bij de Waffen SS ruim achttien maanden gedetineerd. In juli 1948 verscheen hij voor de Commissie voor de Perszuivering. De commissie nam hem kwalijk dat hij zijn fotopersbureau welbewust in dienst van de nationaal-socialistische propaganda had gesteld. Hij kreeg voor een periode van vijf jaar een beroepsverbod opgelegd.

De stijl van de Nederlandse oorlogsfotografen is nog weinig belicht. De Duitse SS-propagandafotografen en hun Nederlandse handlangers maakten handig gebruik van de beeldtaal van de Nieuwe Fotografie. Dat was een onderdeel van de vormvernieuwingen die zich op vele terreinen zoals de typografie, film, architectuur en schilderkunst in Duitsland tijdens de Weimar Republiek en in de Sovjet-Unie hadden ontwikkeld.

Links geengageerde fotografen hadden in de jaren dertig de Nieuwe Fotografie geintroduceerd. Kenmerkend voor hun werk waren sterke licht/donker contrasten, onorthodoxe beeldcomposities, extreme camerastandpunten en trefzekere close-ups. Zij wilden vanuit een linkse politieke visie de maatschappelijke problemen zoals de grote werkloosheid, woningnood en het opkomend fascisme haarscherp en onverbloemd in beeld brengen.

Deze wijze van fotograferen werd door de Duitse SS-propagandafotografen, de leden van de NSB-Fotodienst en Nederlandse persfotografen, onder wie Fellinga, overgenomen. In het werk van Fellinga is een aantal stijlelementen van de Nieuwe Fotografie te herkennen. Hij fotografeerde de eenheden van de SS meestal diagonaal in beeld. Zo'n beeldcompositie heeft een sterke zeggingskracht. De nazi-coryfeeen zoals Seyss-Inquart, Mussert e.a. zijn vooral vanuit een laag camerastandpunt vereeuwigd. Ze lijken hierdoor imposanter. Zijn coverfoto's, die de hele pagina vulden waren meestal dichtbij opnamen, portretten van kinderen en moeders maar ook jonge Nederlandse SS-ers.

Over het algemeen werd de beeldtaal van de Nieuwe Fotografie nu met nationaal-socialistische teksten in de oorlogsreportages gecombineerd. Op deze wijze werd de propagandistische fotoberichtgeving extra kracht bijgezet. De openingskop, de tekst en de onderschriften gaven een sterke politieke lading aan de foto's.

Fotos von Jacob Fellinga (Auswahl)

Bearbeiten