Adolf Venator oder de Jager, auch Tectander genannt (Duisburg, ca. 1569 - Alkmaar, 28 November 1618), seit 1592 reformirter Prediger zu Alkmaar dessen Lehre und Leben einen mehrjährigen Streit zwischen Kirche und Staatsgewalt veranlaßte.
Biografie
Bearbeiten
Kaum aber hatte er zu Alkmaar in Nord-Holland das Predigeramt angetreten, als er bei vielen und besonders bei seinen Collegen Anstoß dadurch erweckte, daß er von einigen von ihm in das classische Studium eingeführten Jünglingen die Andria des Terentius auf die Bühne bringen ließ. Nicht geringeren Anstoß nahm das reformirte Konsistorium an einem ziemlich frivolen Hochzeitsgedicht, „Democritus“ betitelt, welches V. veröffentlicht hatte. Er erhielt einen ernsten Verweis dafür. Zwar fand eine Aussöhnung statt, doch um 1608 erhoben seine Collegen einen neuen ernstlichen Vorwurf wider ihn. Es handelte sich diesmal um eine gewisse Heterodoxie, welche theils die Prädestinationslehre, theils andere Lehrmeinungen Venator’s betraf. Freilich sind darunter Sozinianische Sätze, um derentwillen auch Episcopius, welcher ihm sonst als freisinniger remonstrantischer Theolog wohlgesinnt war, sich nachher tadelnd über seine Lehre aussprach. Dennoch ward er um seiner Beredsamkeit willen von seiner Gemeinde sehr geschätzt. Das Konsistorium forderte ihm nun eine schriftliche Erklärung über mehrere seiner Lehrsätze ab, begnügte sich aber, nachdem Venator dieselbe wiewohl zögernd gegeben hatte, damit nicht, sondern legte ihm eine Acte vor, durch die er seine Übereinstimmung mit der niederländischen Confession und dem Heidelberger Katechismus bezeugen sollte. Als Venator die Unterschrift verweigerte, wurde er von der Classis suspendirt, aber der Magistrat hielt zu seinem Prediger und umsonst versuchten Classis und Consistorium seine Absetzung bei den Staaten Hollands durchzusetzen. Mit nicht besserem Erfolg erneuerten sie im folgenden Jahre, als eine partielle Magistratsänderung stattgefunden hatte, ihre Bestrebungen beim Stadtregiment und den Staaten und verweigerten nun Venator und den mit ihm einverstandenen Collegen ihren Platz in der Versammlung der Classis, ungeachtet des Befehls der holländischen Staaten, an welche Venator appellirt hatte. Zur Beschwichtigung des zu immer höherer Erbitterung angewachsenen Streites suspendirte nun der Magistrat Venator einstweilen, nahm aber diesen Entschluß zurück, als ein bedeutender Theil der Gemeindeglieder fortfuhr, seine Predigt zu begehren; Venator betrat also aufs neue die Kanzel. Entmuthigt ließen die Kirchlichen ihn jetzt für einige Jahre in Ruhe.
1617 aber veranlaßte Venator selbst neue Streitigkeiten, als er seine „Theologia vera et mera ofte een suyver, klaar, algemein fondamentboeke“ herausgab. Er wurde nun wegen seiner Lehre in Betreff der Gottheit Christi bei den Staaten Hollands der Heterodoxie verdächtigt und, nachdem diese Schrift von Polyander und Episcopius geprüft und durchaus ungünstig beurtheilt war, nach dem Haag zur Verantwortung entboten. Seine entschuldigende Vertheidigung konnte aber nicht verhüten, daß seine „Theologia“ verboten, die schon verbreiteten Exemplare von dem Gerichte eingesammelt und confiscirt und er selbst nach dem Dorfe ’s-Gravenzande verbannt wurde. Nur ein vorübergehender Aufenthalt zu Alkmaar wurde ihm nach vieler Bemühung erlaubt. Wiewohl Episcopius eine mildere Strafe gewünscht hatte, erhellt doch aus seiner Mißbilligung der Ansichten Venator’s, daß dieser keineswegs der remonstrantischen Partei angehörte, vielmehr, wie sein Amtsgenosse Johann Geesteranus, zum Sozinianismus hinneigte. Dennoch fürchtete er auch für sich den heranwachsenden Sturm wider die Anhänger des Remonstrantismus und wanderte 1618 nach Frankreich aus, wo er im folgenden Jahre zu Paris starb.
Werke
BearbeitenAls gelehrten und classisch gebildeten Theologen erwies er sich durch mehrere wissenschaftliche Arbeiten. Von seiner Hand erschienen außer der schon genannten „Theologia vera et mera“ und „Democritus“: Kopye van een remonstrantie, outvangen anno 1610. 1611“ und
- eine lateinische Uebersetzung dieser Schrift „Declaratio ordinibus Holl. exhibita“ (Amsterdam, 1612);
Nederlandse versie
BearbeitenVenator kwam in 1586 naar de Nederlanden met zijn broer Johannes, die predikant werd te 's-Heerenberg en in 1592 te Nijmegen. Enige tijd was hij leraar bij Gerhard Voet, kanselier van Gelderland.[1] Nadat hij in Duitsland een theologische studie was begonnen, dwong een pestepidemie hem Herborn te verlaten. Hij voegde zich daarop bij zijn broer te Nijmegen. Daar werd Venator ontdekt door Alkmaarse afgevaardigden, die een predikant zochten doch op twee weigeringen waren gestuit. In Alkmaar werd hij de collega van Cornelis Hillenius en de oude Pieter Cornelis. Door zijn strijd met voornamelijk Hillenius werd Venator een hoofdrolspeler in het Alkmaarse kerkgeschil dat in de Nederlandse (kerk)geschiedenis een zekere bekendheid heeft verkregen.
Hij kwam als proponent te Alkmaar 26 oktober 1597 na een academische theologische opleiding, die voltooid is aan hogescholen in Duitsland, o.a. te Herborn (juli 1597) en elders.
In 1599 - zijn broeder was toen juist aan de pest overleden - weigerde hij om tijdens een pestepidemie ziekenbezoek te doen. Hillenius maakte hiertegen bezwaar, maar de burgemeesters kwamen tussenbeide en stelden een ziekenbezoeker aan. Er bleef een gespannen verhouding tot Hillenius, die voortdurend kritiek oefende op Venators preken. Er is een duidelijk verschil tussen de uit de Zuidelijke Nederlanden afkomstige rechtlijnig-calvinistische predikant die b.v. geen Grieks kende, en de humanistisch gevormde Venator, die zich op Griekse teksten baseerde en citaten uit Coornhert en Erasmus gebruikte. Venator gaf sinds 1602 les in Latijn en kreeg steeds meer, ook interne leerlingen. Toen hij met hen in 1603 de Andria van Terentius opvoerde, gaf dit weer aanleiding tot een hooglopend geschil, dat in de synode van Enkhuizen behandeld werd, waar men het optreden van Venator laakte. Venator moest op bevel van burgemeesters een schuldbekentenis uitspreken en zijn leerlingen naar huis zenden.
Nog in 1603 werd hij geheel zuiver in de leer bevonden na een opzettelijk onderzoek door afgevaardigden van de (Noord?)hollandse synode.
Op 13 april 1617 woonde hij in 's Gravenzande, evenals of opgevolgd door Adriaan Smout?
Werken
BearbeitenHij schreef: Theologia vera et mera. Een suyver fondament boeck door schriftueren alle kinderen Gods in de Hooftstucken der christelijcke religie onderwijzende (Alkmaar 1617), ook wel aangeduid als, en wellicht de vertaling van: Theologia vera et mera lactantium et infantium in Christo.
Reden-vreucht der wijsen in haer wei-lust ende belachen der dwasen quel-lust (...), Alkm. 1603. - Nieuw- Jaers-Dicht: Op de wijse van den 23. Psalm, Alckmaer 1604 [Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 1286]. - Nootwendigh historisch verhael, van allen swaricheyden, verschillen, ende procedu- ren, soo wel in kercklijcken, als politijcken saken, etlijcke jaren herwaerts binnen der stadt Alckmaer voorghevallen, Alckmaer 1611 [Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 1841].- Kopije, vande remonstrantie by Adolphum Venatorem predikant tot Alcmaer ontworpen (...), Alcmaer 1611 [Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 1842]; Latijnse vert. 1612 [Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 1843]. - [Anoniem], Een claer ende doorluchtich ver- tooch van d'Alckmaersche kerckelicke gheschillen. Gheresen soo voor-heen, als insonderheyt int jaer 1608 ende 1609. Rijms-wyse als een spel van sinnen ghestelt (...), (z.p.)1611 [Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 1845]. - Theologia vera, etmera, (...), Alkm. 1617 [Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 2433].
- „Een claer vertooch van d’Alckmaersche Kerckgheschillen, gheresen 1600 ende 1609, Rymswyze als een spel van sinnen ghestelt“ (1611) und
- „Nootvendich historisch vertael van allen Swarigheyden en de proceduren, in kerckelycken als polityken saken, etlyke jaren herwaerts binnen den Stadt Alckmaer voorghevallen, uitghegeven teghens het lasterboek Cornelii Hillenii“ (Alkmaar 1611).
Sourcen
Bearbeiten- http://www.dbnl.org/tekst/wage004vade10_01/wage004vade10_01_0004.php
- http://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog23_01/aa__001biog23_01_0247.php
- Nootwendigh historisch Verhael van Swaricheyden binnen der Stadt Alckmaer voorghevallen [1]
- Nootvvendigh Historisch Verhael/ van allen Swaricheyden/ verschillen/ ende Proceduren/ soo wel in Kercklijcken, als Politijcken saken, etlijcke Jaren herwaerts binnen der Stadt Alckmaer voorghevallen: VVtghegheven by Burgmeesteren, Vroetschappen, ende Kerckenraedt, der voorsz Stede, ende Ghemeynte, respective. ; Teghens het Laster-boeck Cornelij Hillenij, ende zijner toestanders [2]
Referenzen
Bearbeiten- ↑ http://www.historici.nl/retroboeken/vdaa/#source=aa__001biog23_01.xml&page=312&size=800&accessor=accessor_index
- F.S. Knipscheer, De invoering en de waardeering van de Gereformeerde belijdenisschriften in Nederland vóór 1618 (Leid. 1907), 76 v., 84 v., 97-110, 189 v., 197;
- Catalogus van Handschriften.... der Rem.-geref. gemeente te Rotterdam (Amst. 1869), no. 353, 1808, 1809;
- J. Reitsma, Gesch. van de herv. en de herv. kerk der Ned. 3e dr. (Utr. 1916), 485, 489-491;
- L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk (Amst. 1911) I, 108 v.;
- J. Tideman, De
G e s c h r.: Hss.: Cat. hss. Rem. Gem. Rotterdam, nr. 353, 1808, 1809. Lit.: Zie Knuttel, Pamfl. K.B., nr. 1778, 1844, 1974 vlg., 2867.
- J. Reitsma, Van Veen, Acta, I-III, reg. in v.
- C.W. Bruinvis, Verdrukking en volharding der remonstranten te Alkmaar, Alkm. 1894.
- Dezelfde (?) Het Alkmaarsche kerkgeschil op 't ergst, Alkm. 1894.-
- Glasius, Godgeleerd Nederland
- Brandt, Historie der Reformatie II (Regist.) p. 92-114.
- Van der Aa, Biografisch Woordenboek